15 jun
2021

Facebook-zaak: het HvJ-EU heeft uitspraak gedaan

Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft zich vandaag uitgesproken in de sinds 2015 lopende zaak tussen Facebook en de Gegevensbeschermingsautoriteit. Volgens het HvJ-EU
kan een nationale toezichthoudende autoriteit onder bepaalde (door de AVG voorziene) voorwaarden wel degelijk haar bevoegdheid uitoefenen om een vermeende inbreuk op de AVG ter kennis te brengen van de gerechtelijke autoriteiten van een lidstaat, ook al is zij niet de leidende autoriteit voor die verwerking. Het Hof geeft verder een ruime interpretatie aan de bevoegdheden van de niet-leidinggevende (nationale) autoriteit, zoals dat door de GBA bepleit werd. De GBA zal het arrest nu analyseren om een beter inzicht te krijgen in de precieze gevolgen ervan voor haar huidige zaak voor het Hof van Beroep te Brussel.


Zaak Facebook: context

In 2015 heeft de Privacycommissie (voorganger van de Gegevensbeschermingsautoriteit) een procedure tegen Facebook opgestart over wat zij beschouwt als een ernstige inbreuk op het privéleven van de Belgische burgers: het verzamelen van informatie over de surfgewoontes van miljoenen internetgebruikers in België door cookies op hun computers te plaatsen en deze cookies vervolgens in te zamelen via zijn sociale modules en pixels die op de geraadpleegde websites zijn geplaatst.

Vooraleer zich uit te spreken over het hem voorgelegde dossier, besloot het Hof van Beroep te Brussel een aantal vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie door te sturen om er zeker van te zijn dat de Autoriteit de procedure tegen Facebook daadwerkelijk kan voortzetten, gelet op de invoering van de Algemene Verordening Gegevensverwerking (AVG) op 25 mei 2018 en de instelling van een samenwerkingsmechanisme tussen de Europese autoriteiten, met name de one stop shop (of één-loket), dat bepaalt dat de autoriteit van het land waar de hoofdvestiging van de betrokken onderneming zich bevindt (in het geval van Facebook, de Ierse Autoriteit) bevoegd is om sancties te nemen.

Op 13 januari 2021 presenteerde advocaat-generaal Michal Bobek zijn conclusies waarin hij betoogde dat een nationale autoriteit die niet de leidinggevende autoriteit is zich voor een grensoverschrijdende gegevensverwerking onder bepaalde voorwaarden inderdaad tot een nationale rechter kan wenden, namelijk « in de situaties waarin haar daartoe door de AVG uitdrukkelijk bevoegdheden  worden toegekend. » (bron : Persbericht van het HvJ-EU)

Beslissing van het HvJ-EU

In zijn vandaag gepubliceerde arrest volgt het Hof van Justitie van de EU grotendeels de redenering van de advocaat-generaal, en bevestigt het dat een autoriteit die niet “de leidinggevende autoriteit” is in bepaalde gevallen een zaak aan een nationale rechter kan voorleggen, ingeval het samenwerkingsmechanisme niet goed functioneert.

Verder geeft het Hof een ruime interpretatie aan de bevoegdheden van de nationale toezichthouders, door bijvoorbeeld te stellen

  • dat voor de uitoefening van de bevoegdheid van de niet-leidinggevende toezichthouder is niet vereist dat er een hoofdvestiging of andere vestiging in de eigen lidstaat is (vraag 2);
  • dat de niet-leidinggevende autoriteit kan optreden tegen de hoofdvestiging of een andere vestiging, zolang is aangetoond dat het gaat over gegevensverwerking die plaatsvindt in kader van die activiteiten van die vestiging en de autoriteit bevoegd is (vraag 3);
  • dat een lopende rechtsvordering over feiten die dateren van vóór AVG (25 mei 2018) kan worden verdergezet, mits andere voorwaarden worden gerespecteerd (vraag 4); en
  • dat de bepaling om in rechte op te treden directe werking heeft (en het dus geen verschil maakt of deze al dan niet expliciet (ook) in nationale wetgeving is omgezet).

De GBA moet het arrest nu grondiger analyseren om de mogelijke gevolgen voor haar “Facebook-zaak” te begrijpen.

Hielke Hijmans, voorzitter van de Geschillenkamer van de GBA verklaart:  « Wij zijn verheugd dat het HvJ-EU heeft geconcludeerd dat een autoriteit die niet leidinggevende is een zaak in bepaalde gevallen bij een nationale rechter aanhangig kan maken. De GBA moet het arrest nu nader analyseren om te bepalen of een van de in het arrest beschreven situaties van toepassing is op de zaak die wij sinds 2015 tegen Facebook hebben lopen. Het spreekt voor ons voor zich dat het één-loketsysteem van cruciaal belang blijft voor de bescherming van de burger. »

David Stevens, voorzitter van de GBA concludeert:  « Het Hof heeft een genuanceerd oordeel geveld. Wij zijn vooral verheugd over de ruime interpretatie van de bevoegdheden van nationale toezichthouders (zoals de GBA). We vinden het ook belangrijk dat het Hof benadrukt dat er steeds door alle toezichthouders loyaal en constructief moet worden samengewerkt. Voor de bescherming van de privacy van de burgers en de geharmoniseerde toepassing van de AVG is dit arrest dus een goede zaak. Wij zijn er altijd van overtuigd geweest dat het belangrijk is dat de autoriteiten de mogelijkheid behouden om namens de gebruikers op te treden. Uiteraard moeten daarbij steeds de voorwaarden van de AVG worden nageleefd.»

Het arrest van het HvJ-EU is hier beschikbaar.

Een persbericht van het Hof van Justitie van de EU over het arrest is hier beschikbaar.

De zaak, met inbegrip van  de vragen die aan het Hof van Justitie van de EU zijn gesteld, is te vinden via deze link.

Tijdlijn van de zaak Facebook

2015

  • De Privacycommissie (die op 25 mei 2018 de Gegevensbeschermingsautoriteit is geworden) start een gerechtelijke procedure tegen Facebook

Februari 2018

  • De Rechtbank van eerste aanleg van Brussel spreekt zich gunstig uit over de argumenten van de Privacycommissie
  • Facebook gaat in beroep tegen het vonnis van 16 februari 2018

27 en 28 maart 2019

  • De GBA legt aan het Hof van Beroep haar argumenten voor dat de Belgische rechtbanken bevoegd zijn in deze zaak

8 mei 2019

  • Vooraleer zich ten gronde uit te spreken over de zaak, stuurt het Hof van Beroep van Brussel een aantal vragen door naar het Hof van Justitie van de EU

5 oktober 2020

  • De GBA legt haar argumenten voor aan het HvJ-EU

13 Januari 2021

  • De advocaat-generaal van het Hof van Justitie van de EU presenteert conclusies die bevestigen dat nationale toezichthouders in beginsel de mogelijkheid hebben om - in bepaalde gevallen - zaken voor de nationale rechter te brengen, zelfs in grensoverschrijdende zaken.

15 juni 2021

Interessante links